Hoogvliegers helpen elkaar in Varsseveld

Inhoudsopgave
Varsseveld, een dorp in de Achterhoek met nog geen zesduizend inwoners, is de uitvalsbasis van heel wat succesvolle bedrijven. Decennialang floreerde de houtindustrie er; bedrijven als Kramp en Ten Brinke zetten nu de toon. En de driewielfietsen van Van Raam. Hoe komt het dorp aan zoveel hoogvliegers? ‘Er was hier niets te beleven. Je ging weg of je ging ondernemen.’ Aflevering 2 van een serie over ondernemende dorpen en stadjes in de provincie.
Keukentafel is het geheim achter het succes van Varsseveld
Bron: Financeel Dagblad. Het geheim van Varsseveld is de keukentafel (fd.nl)
Frank Gersdorf, auteur van dit artikel is redacteur regionale economie van Het Financieele Dagblad.

Een samenvatting van het artikel

Varsseveld, een dorp in de Achterhoek met nog geen zesduizend inwoners, is de uitvalsbasis van heel wat succesvolle bedrijven. Hoe komt het dorp aan zoveel hoogvliegers? ‘Er was hier niets te beleven. Je ging weg of je ging ondernemen.’

In 1984 kreeg het dorp aansluiting op de A18. Die snelweg werd na een stevige lobby doorgetrokken van Doetinchem naar de dorpsgrens. De betonkolos staat bij de stoplichten waar de snelweg ophoudt en de N18 begint, maar wordt tegenwoordig aan het zicht onttrokken door een rij eiken. De aansluiting is de aorta die de bedrijven in Varsseveld voorziet van zuurstof. Het zijn kleine en grote ondernemingen die ervan profiteren. Bijzonder is dat het er veel zijn, in elk geval voor een dorp met nog geen zesduizend inwoners. Ook bijzonder is dat een flink aantal hoogvlieger is. Zoals Van Raam (fietsen), Kramp (groothandel), Ten Brinke (bouw en projectontwikkeling), O4 (rolstoelen), Singa (software), VB Airsuspension (veringen), Contour (‘mechatronica’) en 247Tailorsteel. Twee hebben een omzet van meer dan €1 mrd. Dat zijn Kramp en Ten Brinke. Varsseveld heeft zijn kampioenenverzameling niet alleen te danken aan de A18. Vóór de aansluiting onderscheidde het dorp zich al door een sterke ondernemerscultuur. Er was een florerende houtindustrie, met roemrijke namen als Svedex en Lundia. En Kramp en Ten Brinke waren toen al bedrijven met spierballen.

Geen ijzer, dan maar hout
De streek rond Varsseveld en de Oude IJssel heeft een industriële traditie die ver teruggaat in de tijd. Er zat veel ijzer in de bodem. Dat was de basis van een krachtige metaalindustrie, met Atag, DRU, Pelgrim en Kaak als vermaarde spelers. Maar juist bij Varsseveld was de bodem minder ijzerhoudend. Het bos rond het dorp bood wel mogelijkheden. Sommigen richtten een zagerij op, anderen begonnen meubels te maken. Of ze gingen aan de slag als zelfstandig timmerman.
‘Er was hier verder ook niets te beleven voor jeugdige mensen’, zegt Hans ten Brinke, wiens grootvader Dorus ten Brinke in 1902 Ten Brinke Bouwbedrijf stichtte. ‘Je ging weg of je ging ondernemen.’

Volgens Martin Stor, een ‘verbinder’ in de Achterhoek, zijn deze netwerkjes doorslaggevend voor het economisch succes van het dorp. ‘Het unieke is dat er per definitie aan de keukentafel wordt gedeeld. Innovatieve kennis, risico’s, contacten en business. Ze kennen elkaar allemaal goed. Het elkaar helpen, het elkaar versterken, ik denk dat dit het echt is.’ Jan-Willem Boezel, directeur van Van Raam en VIV-voorzitter, bevestigt het belang van wat hij het old boy network noemt. ‘Je vertrouwt elkaar. De gunfactor is groot, omdat we elkaar niet in de weg zitten. We kunnen open en eerlijk zijn zonder dat we er zelf last van hebben.’ Elk bedrijf heeft zijn specialisme, waardoor ze elkaar niet beconcurreren.

Aantal weergave: 321